Deze week las ik een interessant artikel geschreven door leraar Rudy Tambuyser en gepubliceerd op de webpagina van Knack. Ik deel het graag.
Een oproep aan de beleidsmakers die weldra vergaderingen zullen beleggen
over de nodige ingrepen in ons onderwijs: luister naar de leraars. Niet
alleen als het met de vakbonden over geld en afspraken gaat, maar ook
als het onderwijs zelf aan de orde is.
Bij een nieuw schooljaar passen goede voornemens en nieuwe plannen.
Maar goed en nieuw mogen dan een zeker verband onderhouden, ze vallen
niet onverdeeld samen. Het is goed dat te beseffen aan de start van dit
toch enigszins speciale schooljaar.
Met na een socialist opnieuw
een christendemocratische onderwijsminister (de 'Kracht van Verandering'
bezingend onder een nochtans conservatieve dirigent) zullen de plannen
talrijk zijn. Want Schoolstrijd of niet, op Onderwijs valt eer te rapen.
Met de grootste hap uit het Vlaamse budget en 'de toekomst van onze
kinderen' in handen, heb je ieders aandacht. Dat sméékt om een ingreep,
een actie, een... maakt niet uit wat, maar het onthouden zal je zeker.
Geen
paniek. Dit is geen klaagzang van een leraar die regel- en
veranderingsdrift beu is. Ook geen politiek bevlogen of academisch
analytische beschouwing van een onderwijsdeskundige. Ik geef alleen maar
les, heb niet doorgeleerd in meta- of para- of socio-. Ik zie echte
leerlingen met echte leerstof bezig, en wat ze er nadien aan hebben.
Ik
heb fysica gestudeerd en geef wiskunde aan vijfde- en zesdejaars die
dat vak zes tot acht uur per week volgen, in een school die in deze
imperfecte wereld fantastisch mag heten. Leraren vergroten er, soms
zelfs met de glimlach, hun werklast in extra activiteiten. In de
leraarskamer heerst een luchtigheid die je er maar zelden mee
associeert. Leerlingen zijn er haast... gelukkig, of dat zou je toch
zweren.
Ik ben dus een zondagskind, want ontsnap nagenoeg
dagelijks aan de kommer en kwel die ons onderwijs zouden teisteren:
massaal schoolverlaten, ondoordringbare tussenschotten, watervalsystemen
die bakken talent wegspoelen, onbegrepen minderheden.
Toch ben ik
bezorgd. Over ons onderwijs, hoe ermee omgegaan en erover gesproken
wordt, en hoe discussies over pijnpunten en al dan niet noodzakelijke
verandering steevast worden gevoerd over de hoofden van de leraren heen.
Wij
leraars, die letterlijk school maken, zijn immers specialisten. Meer
dan de academicus die in abstracties, publicaties en peer-reviews denkt.
Meer dan de politicus, die na de bekommernissen omtrent budget en
volksgunst nauwelijks tijd of energie heeft, het onderwerp dat hem om
uiteenlopende redenen is toebedeeld in het echt te leren kennen. Meer
dan het kaderlid uit de hogere onderwijsechelons, wiens rol altijd
ergens tussen die van de academicus, de politicus en de manager in wordt
gedwongen. Meer dan de bedrijfsleider, die als hij kon van het
onderwijs kant-en-klare werknemers zou vragen - precies dat wat een écht
onderwijs niet kan en niet mag afleveren.
Wij zijn
hooggeschoolden die bewust in een vlakke loopbaan stappen, voor een loon
dat later in de carrière niet met die opleidingsgraad strookt. Dat
maakt ons geen heiligen - matige interesse in de sociale ladder is
minder een kwestie van roeping dan van temperament. Maar toch: het peper
en zout op elke middelbare schoolopleiding komt van goed opgeleiden die
hun uren niet tellen.
De keerzijde vinden we voldoende aantrekkelijk:
een situatie die ons toelaat in alle ernst te zeggen dat we werken om te
leven en niet omgekeerd, jazeker, maar vooral een onwankelbaar
nutsgevoel. Wij begeleiden jongeren tot op het punt waarop ze zelf de
volle verantwoordelijkheid voor hun levenskeuzen dragen. Dat is nogal
wat.
Het verschaft ons een uniek zicht op wat school en opleiding zijn, en wat ze al dan niet kunnen.
Wanneer
pers en politiek een 'watervalsysteem' ontwaren en dat menen te kunnen
stoppen door alle soorten en maten van talent langer hetzelfde te
serveren, kunnen wij hen verzekeren dat zo'n 'systeem' niet bestaat, en
dat de 'waterval' niet door scholen, maar door hiërarchisch denkende
ouders wordt veroorzaakt - daarin bijgestaan door een economische en
politieke elite die de diensteneconomie predikt zonder erbij te zeggen
dat die nooit kan samenvallen met een bediendeneconomie.
Wanneer
de bedrijfswereld klaagt over gebrek aan creatieve ingenieurs, kunnen
wij zeggen dat hij die ook niet voldoende zal krijgen, zolang in de
vooropleiding het geforceerde onderscheid tussen kennis en vaardigheden
heilig verklaard blijft, en het leervermogen van jongeren in hun meest
vruchtbare jaren systematisch onderschat.
Wanneer men de
'kennismaatschappij' - of was het 'vaardighedenmaatschappij'? - wil
verzekeren door jongeren te leren swipen en omgaan met softwarepakketjes
op eindgebruikersniveau, dan zullen wij aanvoeren dat dit niet volstaat
- en tot op zekere hoogte zelfs contraproductief is, maar die laatste
neem ik voor mijn rekening.
De voorbeelden zijn, in tegenstelling
tot het aantal woorden dat ik hier te besteden heb, legio.
Vandaar deze
oproep aan de beleidsmakers die weldra vergaderingen zullen beleggen
over de nodige ingrepen in ons onderwijs: luister naar de leraars. Niet
alleen als het met de vakbonden over geld en afspraken gaat, maar ook
als het onderwijs zelf aan de orde is. Het is te belangrijk om alleen
aan beleidsmakers over te laten.
Rudy Tambuyser, leraar