Hoogbegaafde
en hooggevoelige jongeren worden vaak gezien als rationeel, analytisch
of zelfs afstandelijk. Toch schuilt er achter dat sterke hoofd vaak een
diep voelend hart. Ze zijn opmerkzaam, alert en intens, en voelen
emoties vaak sterker dan hun leeftijdsgenoten. Onderzoek wijst uit dat
veel van deze jongeren een verhoogde emotionele intensiteit hebben
(Dabrowski, 1972). Ze voelen de stemming van anderen als een subtiel
signaal in de kamer — vaak nog vóór iemand iets zegt.
Deze
intensiteit kan soms te veel worden. In een wereld die snelheid,
prestaties en resultaten waardeert, lopen jongeren met een sterk
empathisch vermogen het risico zichzelf uit het oog te verliezen.
Sommigen leren hun gevoelens te negeren uit zelfbescherming, terwijl
anderen zich verstrikt voelen in de emoties van hun omgeving, wat
spanning, frustratie of schuldgevoel kan veroorzaken. Tegelijkertijd
schuilt in deze gevoeligheid een groot potentieel: een diepe compassie
en een oprechte betrokkenheid bij anderen.
Dienstbaarheid
— iets doen voor een ander — kan voor deze jongeren een helende
uitlaatklep zijn. Door hun empathie in actie om te zetten, ervaren ze
controle, betekenis en verbondenheid. Het helpt hen om hun eigen
intensiteit te reguleren en om een gevoel van eigenwaarde te ontwikkelen
dat niet alleen afhankelijk is van prestatie. Het vermogen om een ander
te helpen transformeert hun gevoeligheid van een last naar een bron van
kracht.
Bij
Mannaz zien we dagelijks hoe dit werkt in de praktijk. Jongeren helpen
elkaar met taken, technische problemen, of met momenten van emotionele
spanning. Niet om gezien te worden of iets terug te krijgen, maar omdat
het goed voelt om er voor een ander te zijn. In deze omgeving leren ze
dat vriendelijkheid en zorgzaamheid geen zwakte zijn, maar juist een
vorm van innerlijke kracht. Het is een vanzelfsprekende keuze die groeit
uit verbondenheid en veiligheid.
Wetenschappelijke studies ondersteunen dit beeld.
Zo toonden Zeidner & Matthews (2017) aan dat hoogbegaafde jongeren
vaak verder gevorderd zijn in hun morele ontwikkeling en prosociaal
gedrag, zeker wanneer ze zich veilig en begrepen voelen.
Neihart (2002) beschrijft dat hoogbegaafden vaak een sterke innerlijke
drang hebben om betekenisvol bij te dragen aan hun omgeving, wat zich
uit in empathisch en behulpzaam gedrag.
Veiligheid blijkt cruciaal: pas als jongeren niet bang zijn om ‘anders’ te zijn, durven ze hun zachtheid te tonen en hun vriendelijkheid te laten groeien.
Het
bijzondere van deze vorm van dienstbaarheid is dat het niet alleen de
ander helpt, maar ook henzelf. Wanneer ze iemand anders ondersteunen,
ervaren ze rust, voldoening en een gevoel van thuiskomen in zichzelf.
Hun empathie, ooit een bron van spanning, wordt een geschenk: het geeft
hen richting, verbinding en energie. Door te zorgen voor anderen
ontdekken ze wie ze werkelijk zijn en wat hun waarden zijn, waardoor
vriendelijkheid een krachtige motor van persoonlijke groei wordt.
Voor
ouders en begeleiders betekent dit dat het belangrijk is om deze
natuurlijke empathie te erkennen en te ondersteunen. Benoem vriendelijke
handelingen, laat zien dat hulp geven en ontvangen bij elkaar horen, en
bespreek samen de kleine momenten van zorg. Zo leren jongeren dat
vriendelijkheid niet iets is wat hen leegmaakt, maar iets dat hen juist
voedt en versterkt.
In
een wereld die vaak draait om presteren en snelheid, is vriendelijkheid
misschien wel de meest revolutionaire vorm van intelligentie. Bij
Mannaz zien we dat onze jongeren dit al lang begrepen hebben.
|
Reacties
Een reactie posten